Brief uit Venuzuela

Brief uit Venuzuela Foto:
donderdag, 18 mei, 2017

Valle de la Pascua, 18 mei 2017

Beste vrienden,

Ik veronderstel dat jullie de laatste tijd wel wat nieuws over Venezuela
hebben opgevangen. We beleven op dit ogenblik een erge economische,
politieke en sociale, laat ons maar zeggen: een humane crisis waarvan de
armen de grootste slachtoffers zijn. Sinds 3 weken zijn er elke dag
manifestaties om democratische verkiezingen te eisen. Het volk staat op
straat. Geweldloze betogingen worden met tanks en traangasbommen door de
politie en militairen uiteengedreven. Er zijn hierbij in 3 weken al meer
dan 40 doden gevallen. Elke dag neemt het aantal triestig genoeg toe.

Volgens Padre Ugalde, Ere-Rector van de Universiteit van de Jezuieten in
Caracas, loopt de regering van President Maduro op haar laatste benen. Zij
zou nog op de steun van minder dan 20% van de bevolking kunnen rekenen. Wat
haar op dit ogenblik nog in stand houdt is de steun van het leger. We leven
in Venezuela in een militaire dictatuur. Van democratie is er geen sprake
meer. Het parlement is al enkele maanden geleden ontbonden.En nu komen de
chavisten met een voorstel voor een nieuwe Constitutie voor de dag. Een
grondwet die nog meer de inbreng van het sociaal middenveld uitschakelt en
de macht naar de president en de regering toetrekt. Een comunisme naar het
model van Cuba. Maar vanuit de geschiedenis weten we dat comunisme enkel
armoede en miserie voortbrengt.

Dat is de toestand die we nu in Venezuela na bijna 20 jaar chavisme
beleven: kinderen bedelen om eten, hartlijders en kankerpatienten sterven
omwille van gebrek aan geneesmiddelen, geesteszieken lopen verdwaald door
de straten, vele jonggeschoolden wijken uit naar andere landen, enz... Ik
heb in de voorbije Goede Week veel uren biecht gehoord en veel wanhoop,
ontmoediging, angst, onmacht en verdriet bij de mensen beluisterd. Volgens
cijfers van het FMI zal de inflatie in Venezuela bij het afsluiten van 2017
oplopen tot 720,5 % en in 2018 tot 2.068,5 %.

Wat kunnen wij als parochiegemeenschap hier in Venezuela doen? Eerst en
vooral in de predicatie en de homilies probeer ik vanuit het evangelie de
mensen hoop en moed in te spreken. Het evangelie brengt ons een positieve,
hoopvolle boodschap die het conflictief en agresief discours van de
regering en de samenleving overstijgt. We proberen van onze parochie een
plaats te maken waar we geen tegenstanders, maar medestanders zijn. Waar er
geen verdeeldheid maar verbondenheid wordt beleefd. Waar we respect tonen
voor ieder persoon onafgezien zijn politieke overtuiging. Ik verdedig in
mijn toespraken ook de democratie als het politiek sisteem dat het best de
waardigheid en de rechten van ieder persoon waarborgt.

Buiten het normale pastorale werk zijn we in deze crisistijd gestart met
enkele projecten van directe noodhulp. In onze nieuwe kerk in opbouw, la
Milagrosa, zijn we op 4 maart laatstleden begonnen met een solidair
restaurant “la olla solidaria”. Elke zaterdag bieden we aan een vijftigtal
mensen (moeders met (ondervoede) kinderen, alleenstaande mensen,
ouderlingen, zieken, enz.) een stevige warme maaltijd aan. Deze groep
groeit wekelijks aan. Ieder disgenoot heeft zijn verhaal. Op die
achterliggende problemen proberen we in de mate van het mogelijke ook in te
gaan. In deze wijk wordt er aan een groepje vrouwen een naai- en
herstelcursus gegeven.

In de parochie funcioneert ook een apotheek. We hebben grote problemen om
de voorraad geneesmiddelen aan te vullen. De farmaceutische bedrijven zijn
al een hele tijd uit Venezuela weggetrokken. Vanuit het buitenland kunnen
we geen medicamenten invoeren omdat de regering geen humanitaire noodhulp
toestaat. We hebben contact opgenomen met Caritas om een mogelijke
oplossing te vinden.

Beste mensen, de grote problemen kunnen we niet oplossen. Maar we proberen
ze plaatselijk een beetje lichter te maken. De Frans-Joodse filosoof
Emmanuel Levinas spreekt van “la petite bonté” (de kleine goedheid). Het is
deze “kleine goedheid” die het verschil maakt. Beste groeten.

Padre Pedro Gijs

Venezuela

Bron: 
Yvo Geerts